10km door Utrecht knallen. Van die dingen die pas leuk zijn als je de finishlijn passeert….
— Sanne Heymann (@Meisje_Sanne) 19 maart 2017
Aldus tweette ik op een winderige zondagmorgen. Want eerlijk? Ergens diep van binnen heb ik eigenlijk een gruwelijke hekel aan wegwedstrijden. Niet omdat ik een hekel heb aan lopen op asfalt (wat dat betreft ben ik qua lopen en allesvreter – ok, behalve mul zand, haat aan mul zand, maar dan ook echt…), afijn, niet dus omdat ik een hekel heb aan lopen op asfalt of een hekel heb aan hard lopen an sich, maar vooral aan het feit dat het op zo’n moment hard ‘moet’. Iets wat natuurlijk nergens op slaat – ik bedoel, wie kan het nou schelen of ik 60, 56 of 45 minuten over die 10 kilometer doe -, maar toch…het is dat stemmetje in mijn hoofd die langzaam de druk opvoert, zo hard, dat het zelfs in mijn darmen te voelen is en ik wedstrijden als deze standaard dus altijd start met startkak.
Zo ook deze zondagochtend. Ik zal jullie de details besparen, maar tussen de starttoon van de wekker en het startschot van de wedstrijd heb ik toch zeker 3 toiletbezoekjes gemaakt. En dat alleen maar omdat ik het getal 46 in mijn hoofd had. Het getal waarvan ik wist dat het erin zou moeten kunnen zitten. Niet omdat ik het lukraak uit een hoge hoed getoverd had, maar omdat het statistisch gezien ‘makkelijk’ zou moeten kunnen. En nee, daar is geen hogere wiskunde voor nodig. Slechts de fijne constatering dat ik eind oktober nog een halve marathon liep, waarbij ik op het 10 kilometer punt doorkwam in 47 minuten. En tja, als je er op de halve met zo’n tijd halverwege nog fris en fruitig bij kan lopen, dan moet het op die 10 kilometer ‘solo’ toch zeker harder kunnen. Toch?
En zo sluipt er dus een doel in je hoofd. Een doel waarvan je weet dat het mogelijk is, maar waarvan je ook weet dat het zomaar anders kan lopen. Immers, niets zo onvoorspelbaar als een hardloopwedstrijd, het weer en de vorm van de dag.
En dus zat ik met een weeïg gevoel in mijn onderbuik in de trein naar Utrecht. Met naast mij een meneer die de relaxedheid zelve was. Wat ik stiekem nóg oneerlijker vond, want eigenlijk was dit hele grapje helemaal zijn schuld. Omdat hij zo nodig gratis mee kon doen via de universiteit en ik daardoor dus niet achter kon blijven. Onzin natuurlijk. Net zulke onzin als die 46 minuten. Maar ja, zeg dat mijn innerlijke racemonster maar eens. Ik lijk misschien soms flierefluitend door mijn wedstrijden heen te gaan, maar als het er echt om draait ben ik gewoon een bang angsthaasje met startkak.
Aangekomen op het universiteitsterrein (en nog 2 toiletbezoekjes later), werd het langzaam tijd richting het startvak te lopen. Het allerlaatste aller-achterste startvak. Zeker speciaal voor angsthazen. Om de spanning nog even op te bouwen. En je nog wat extra in de kou te laten staan. Want dat het flink waaide had ik inmiddels ook wel gemerkt. Iets wat ik aan de ene kant fijn vond (zo kon ik me indekken als ik mijn doel niet zo halen), maar aan de andere kant…weer of geen weer, het mantra van die 46 minuten bleef in mijn hoofd gewoon door spoken en wilde zich niet laten tegenhouden door tegenwind of laffe smoesjes.
Zes minuten na het startschot mocht ik dan eindelijk los. En het gekke is, dat precies op dat moment alle spanning van me af valt. Want hé, weet je…eigenlijk is het enige wat je hoeft te doen; lopen! Gewoon, het ene been voor het andere. Niks engs aan. Heb ik me daar nu zo zenuwachtig over gemaakt?
Ik besluit dan ook me niet gek te laten maken. (Veel) te hard starten en me helemaal opblazen is me één keer overkomen, maar dat laat ik me nu niet gebeuren. Gewoon behouden lopen en halverwege maar eens zien wat erin zit.
De eerste 2 kilometer kom ik vlot door in 4:43 en 4:42. Het voelt goed, niet te snel en ik besluit dat ik dit tempo nog even aanhoudt. Hoewel ik in het achterste startvak ben gestart kan ik aardig doorlopen. Ik kruip links de langzamere lopers voorbij en houd een dame in het oog die ongeveer hetzelfde tempo loopt als ik. Tot een kilometer of 4 wisselen we stuivertje met wie er voorop loopt, daarna blijkt zij toch net wat sneller te zijn en laat ik haar – onder mijn nieuwe mantra ‘laat je niet gek maken’ – gaan.
Daar waar de naam ‘Marathon Utrecht’ anders doet vermoeden, loopt de 10 kilometer van deze loop niet door Utrecht, maar door het buitengebied van de universiteit richting Bunnik. Hoewel het geen route en niet het weer is voor veel supporters, staan her en der toch plukjes publiek enthousiast te schreeuwen. Met de startkak inmiddels gezakt, begin ik er tijdens het lopen zowaar weer zin in te krijgen en werp het publiek her en der wat kushandjes toe. Niets maakt toeschouwers nog uitzinniger dan kushandjes kan ik je vertellen. Wat uiteraard weer een win-win-situatie oplevert, want na zo’n kushandje schreeuwen ze jou ook weer harder toe.

Ik zit inmiddels op ruim 4 kilometer en ben na een mooie buitenlus op de klinkers van Bunnik aanbeland. Ik kijk op mijn horloge en zie dat ik nog steeds mooi vlak loop. Wel erger ik me een beetje aan de kilometerbordjes langs de weg die de ene keer veel korter dan een kilometer van elkaar lijken te staan en de andere keer veel langer. Moet ik mijn eigen GPS vertrouwen of de route?
In de verte zie ik inmiddels wel iets vertrouwds opdoemen: een lange slungel met een knal-oranje shirt en een zwabber-been. Dat kan er maar eentje zijn: die van mij! Meneer was als universiteits-VIP een startvak voor mij gestart, maar loopt voor een bijna ongetrainde loper nog aardig door. Ik tik even op zijn schouder, we wensen elkaar succes en ik loop door.
Vlak voor het 6 kilometerpunt is de drankpost. Ik merk dat ik die ochtend eigenlijk te weinig heb gedronken en neem dus gretig een bekertje sportdrank aan. En hulde, het is een bekertje met een deksel en een rietje! Wat een uitvinding! Geen geklots of de halve inhoud over je heen zodat je bij de finish een soort zoete plakpop bent geworden. Nee, gewoon lurken en weer doorgaan!
Terwijl mijn kilometertijden zo rond de 4:43 blijven hangen, laten we Bunnik weer langzaam achter ons en zijn we alweer op de weg terug. Ik voel me nog steeds goed en het gaat nog steeds lekker en ik probeer me voor te houden dat ik op dit tempo nog kilometers zou kunnen blijven lopen. Wel begin ik onderhand een beetje te rekenen, wat nog niet zo makkelijk gaat met een horloge en kilometerbordjes die steeds afwisselend iets anders zeggen. Telt mijn horloge nou te veel meters of staan die bordjes te kort op elkaar?
Nog steeds in standje ‘hard op souplesse’ besluit ik dat ik vanaf kilometer 8 toch wel een beetje moet gaan aanzetten. Even tanden op elkaar en doorbijten. Totdat we iets voor kilometer 8 de hoek omdraaien en de wind vól in ons gezicht krijgen. Dit was niet wat ik in gedachten had met doorbijten! Anderhalve kilometer lang beuken we tegen de wind in op een lange rechte weg zonder beschutting. Ik zie de kilometertijd op mijn horloge van van 4:43 naar 4:56 gaan. Ik wil wel harder, maar het lukt gewoon niet. Hoe harder ik ploeter, hoe meer ik voel dat ik energie aan het verliezen ben. Terwijl ik tegenover mij de mensen al met wind in de rug richting de finish zie gaan, vraag ik me af wanneer ik eindelijk de hoek om mag.

Maar eerst is daar kilometer bordje 9 nog. Zou het vanaf hier echt nog maar 1 kilometer zijn? Volgens mijn horloge moet ik nog verder, maar ja…wie spreekt de waarheid. En dat is het punt dat ik me rijk reken. Te rijk misschien. Want met in mijn hoofd toch nog maar 1 kilometer te gaan en rond de 41 minuten op mijn klokje, zou die 46 minuten er toch zeker in moeten zitten. Wat zeg ik…makkelijk!
Zodra ik de bocht om ben zet ik dus aan. De wind heeft stevig op me ingehakt en van die versnelling is maar weinig overgebleven. Maar met het doel voor ogen en bijna voor het oprapen, zet ik alsnog aan. Beter te laat gepiekt dan nooit gepiekt, dus daar ging ik: links, rechts, links, rechts en dan in één rechte lijn naar de finish. In één lange rechte lijn naar de finish. In één hele lange rechte lijn naar de finish. In één heeeeeeeeeeele lange rechte lijn naar de finish. In één…%$# waar ligt die godvergeten finish nou?! Met de finishboog op nog slechts tientallen meters voor me kijk ik voor een laatste maal op mijn horloge. En schrik… leek ik luttele seconden geleden nog rond de 44:40 te lopen, inmiddels was de tijd toch echt al doorgelopen tot 46:46! Dat kon niet anders betekenen dan dat die laatste kilomtere tóch langer was dan het bordje aangaf en dat ik nu zelfs nog keihard moest aanzetten om überhaupt onder die 47 minuten te blijven of zelfs mijn huidige PR van 47:11.
Met een finish-sprint vanuit mijn tenen pers ik er de laatste kilometer een tempo van 4:27 uit en finish in – jawel – 46.59 minuten.
Terwijl ik achter het hek sta bij te komen, komt ook mijn lange slingerbeen binnen in niet minder dan 51.15. Niet slecht voor iemand die slechts één keer per week traint en de afgelopen maanden nog niet verder liep dan 7 kilometer. Terwijl ik apetrots op hem ben, sta ik zelf van mijn eigen tijd te balen. Iets waar ik eigenlijk niets van snap, want hé, heb ik mijn doel niet gewoon behaald?
Ja, ik heb mijn doel behaald. Ik heb zelfs heel vlak en behouden gelopen. En toch…ergens…voelt het alsof ik er meer uit had kunnen halen. Dat er echt meer in had kunnen zitten. Had ik toch echt te laat gepiekt? Had ik me die laatste kilometer toch te rijk gerekend? Had ik toch iets harder moeten pushen?
Allemaal nutteloze vragen. De race is gelopen, de tijd is geklokt. En wat een grap…terwijl de Live Tracker van de marathon én mijn horloge 46.59 laten zien, wordt mijn eindtijd op de officiële uitslagenlijst ‘afgerond’ naar 47.00! Weg behaald doel. Weg illusie. En weet je, ik kan er een dag later eigenlijk alleen maar keihard om lachen. Want waarom je druk maken over cijfers als je er ook een biertje op kan drinken? Want ik heb toch mooi die startkak maar overwonnen en weet dat ik in het vervolg beter gewoon nog meer schijt kan hebben aan onnozele doelen.
Ik heb er weer kostelijk om moeten lachen, jammer dat het net niet gelukt is, maar hé we zijn lekker uit! Wel handig van dat drinken door een rietje.
Ik kon er uiteindelijk ook kostelijk om lachen gelukkig 😉 En ja, dat rietje is echt handig!
Mooi verhaal. Ik heb nogal eens een darmprobleempje bij het lopen. Schijnt een vrouwenkwaal te zijn.
Verder is zo’n schuldgevoel ook typisch vrouwelijk. Gewoon mee ophouden en genieten van je PR.
Oh wij vrouwen ook hè! De eerstvolgende wedstrijd zal ik me gedragen als een trots alfamannetje, met darmen in controle!
Hennetjes zijn leuker en knapper als haantjes hoor 😀
Spannend om te lezen hoor! En gefeliciteerd met je PR!
Dat gevoel na afloop is wel herkenbaar. Had ik niet helemaal kapot moeten zijn? Dan had ik dus vast harder gekund.
Ja, suf hè! Hoewel ik me op die tegenwind toch best stuk heb gelopen hoor! Maar goed…het mooie is dat ik ruimte overhoud voor verbetering. Kunnen we het hele riedeltje nog eens doormaken 😉