Nog twee weken. Nog maar twee hele weken. Nog maar veertien dagen voordat mijn feestmuts op kan. Nog maar 336 uur totdat ik weer een minutenfeestje kan vieren. Mijn eerste vijf keer één minuut sinds drie maanden. Drie maanden die lang klinken, maar gek genoeg best wel snel voorbij zijn gegaan. Ik beschouw het maar als een bonus bij mijn nieuwe transformatie tot triatleet. Zolang je kan zwemmen en fietsen is het leed van het niet-lopen een stuk beter te dragen. En sta je voor je het weet op het punt dat het dus nog maar twee weken duurt totdat je weer mag. Best spannend, al zeg ik het zelf. En om mezelf alvast een beetje voor te bereiden richting deze avontuurlijke stap naar herstel, ben ik afgelopen week begonnen met de pre-party: wandelen.
Wandelen. Zeg dit woord tegen een hardloper en je krijgt een blik die boekdelen spreekt. Wandelen is voor watjes. Of voor geblesseerden (steekt hand in de lucht). Wandelen doe je niet omdat je het leuk vindt, wandelen doe je uit noodzaak. Pas als hardlopen er even echt niet in zit, pas dan is wandelen een e-ven-tu-e-le optie.
Ik moet echter toegeven dat ik wandelen best een feestje vind. En nee, dat is geen uitspraak met een laagje sarcasme. Dat is oprechte liefde voor het ‘slow-running’, helemaal sinds ik in 2011 de Vierdaagse liep. Ja ja, ik ben er zo eentje. Met een kruisje. Een écht Vierdaagsekruisje. Dat overigens met bloed, zweet en tranen is verkregen. Niet tijdens uitgelopen editie overigens, maar het jaar daarvoor.
Stel je een studerend meisje in Nijmegen voor dat iedere middag haar ouders op het terras onthaalde na een uitgelopen Vierdaagse dag. Stel je eens voor dat er al een paar biertjes gedronken zijn en dat die ouders het meisje overhalen om de dag erna ook eens gezellig een dagje mee te lopen. Ongetraind. Zonder wandelschoenen. En dat die ouders de dag erna dan om 5:30 bij het meisje voor de deur staan en er direct in een moordend tempo vandoor gaan. Naar de start. Want de tocht is nog niet eens begonnen. Stel je dan eens voor dat het idee van het meisje om gewoon haar hippe Nike sneakers aan te trekken misschien niet het allerbeste idee was. Waardoor ze na kilometer 30 onbewust blaren aan het lopen is, haar voeten anders afwikkelt, last krijgt van haar knie en die laatste 10 kilometer met héél veel karakter uitloopt, ondertussen roepend dat ze nooit had gedacht dat het zó zwaar zou zijn.
Gelukkig komt wijsheid met de jaren. Of, in dit geval, één jaar en een traumatische ervaring rijker. Toen ze het jaar daarop dus besloot om de hele tocht samen met haar moeder te volbrengen (pijn vergeet je snel, het plezier en het feest tijdens het wandelen niet), had ze degelijke wandelschoenen aan de voeten en voldoende trainingskilometers in de benen. De Vierdaagse werd gelopen met een lach en het was vier dagen lang één groot feest. Net zomercarnaval, maar dan in minder flitsende outfits.
En ja, echt. Ik vond het écht leuk! Zo leuk dat ik mij diezelfde zomer zelfs liet overhalen om met mijn beide ouders de DoTO te lopen. DoTo? Zullen de hardlopers onder ons nu denken. Dé DoTo? Zullen wandelaars met bewonderenswaardige blik aan mij vragen. Ja. Dé DoTo. Of, ook wel beter bekend als de DodenTocht. Een wandeling in België, maar niet zomaar eentje. Een wandeling die voert door de Palm- en de Duvelbrouwerij. Waar je zelfs gratis halve liters weg mag tikken. De enige kanttekening is, dat je hier wel 100 kilometer voor moet lopen. Ehm, wat zegt u? 100 kilometer?! Aan één stuk?! Jawel. 100 kilometer. Aan één stuk. Dat hadden jullie niet gedacht hè? Het meisje dat geen marathon weet te volbrengen, ontpopt zich op wandelgebied ineens als ultraloopster. En zeker wel dat ik de finish heb gehaald. Ik deed er in totaal 21 uur over. Maar al mijn teennagels waren nog intact en op wat gezwollen voeten na, was nergens een blaartje te bekennen. U ziet, oefening baart kunst. En lelijke wandelschoenen make een hoop verschil.
Hoe fijn ik wandelen ook vind. Na de DoTo is het van echte tochten niet meer gekomen. Nog één keer liep ik met mijn vader een toch van 30 kilometer, maar een nieuwe Vierdaagse is er niet meer van gekomen. Waarom? Tja, die hardloop-marathon-wens. Die wens die ik nu maar even in een gouden potje heb gestopt. En die wens die er nu voor zorgt dat ik toch weer aan het wandelen ben. En hoewel ik wandel met als insteek ook weer echt te kunnen lopen, kriebelt het stiekem toch wel een beetje. Misschien komt het omdat mijn halve familie komende zaterdag in Limburg de 80 kilometer tijdens de Kennedymars gaat wandelen (waarvan ik héél even overwoog om mee te gaan, maar toen met mijn bijstere verstand besloot dat dat in mijn bijna-hersteld-fase misschien nog niet echt een meest slimme zet zou zijn), misschien omdat ik om mij heen hoor dat mensen ineens ook aan de Vierdaagse mee gaan doen.
Eén ding weet ik zeker. Wandelen kan ik. Zelfs met iets van 7km/h zag ik van de week. Mocht ik die 5 kilometer tijdens mijn eerste triatlon eind mei dus nog niet hardlopend kunnen volbrengen, dan val ik gewoon terug op mijn andere liefde: wandelen. En, wie weet, ga ik in de toekomst nog wel weer een ultrawandeling aan. Mét feestmuts (of gekke lichtgevende Mickey Mouse haarbanddingen)!
Niet alle hardlopers zijn Dood(entocht)lopers!!!!!