Het is half januari. Twee maanden geleden begon ik met zwemmen. Voor het eerst profi (en oncharmant) met badmuts en bril. En voor het eerst met als doel zoveel mogelijk baantjes in borstcrawl te volbrengen. Niet de minste opgave. Helemaal als je in het begin al na twee baantjes spartelen hijgend aan de kant hangt. Maar, zoals de veelgebruikte uitspraak luidt: oefening baart kunst. En zo lukt het mij half januari voor het eerst om 1000 meter achter elkaar te borstcrawlen. Dui-zend me-ter. Ik sta er zelf versteld van. Dat zijn gewoon 40 baantjes! Veer-tig! En dat in een minuutje of 20. Hoewel die tijd me verder niet zo heel veel zegt.
Iets waar Twitter duidelijk anders over denkt. ‘Twintig minuten?!’, ‘Wow! Dat is snel!’, ‘Had je haast ofzo?’.
Een beetje zenuwachtig begin ik aan mezelf te twijfelen. Heb ik me nou vergist? Ik had toch op de klok gekeken? Misschien moet ik de volgende keer maar echt een keer goed de tijd bijhouden. Zo snel zwom ik namelijk voor mijn gevoel nou ook weer niet. Zal vast een foutje geweest zijn.
Twee weken later lig ik dus weer in het zwembad. Ik besluit het dit keer goed aan te pakken en nou echt eens te kijken hoe lang ik er nou over doe. Wanneer de digitale zwembadklok op 10:00 springt, zet ik af en begin ik aan mijn serie van 40 baantjes. Niet te snel, niet te langzaam. Gewoon op een tempo waarop ik het goed vol kan houden (en eventueel nog een laatste sprintje kan trekken). Ik tel de laatste banen af. Vier, drie, twee, één….stop de tijd! Eindtijd: 19:00. Negentien minuten. Exact. Op de seconde. Blijkbaar was die schatting van laatst dus niet zo gek als ik zelf dacht. Hoewel ik ook nog steeds niet echt het gevoel heb dat ik zo hard zwem.
Maar het hek is al van de dam. Heleen, niet vies van een beetje competitie, ruikt rook. En waar rook is, is vuur. In dit geval in de vorm van een uitdaging onder de hashtag ‘#splashbattle’. Het doel? Zo snel mogelijk die 1000 meter zwemmen. En dat Heleen hard kan zwemmen, dat weet ik wel. Of misschien niet. Maar dat ga ik dan wel meemaken. Ik besluit me dus niet te laten kennen en met een virtuele handje klap de uitdaging aan te gaan. Let get this game started. The splashbattle is on!
Wat ik dus niet te hard had moeten roepen, want nog geen week later word ik keihard om de oren geveegd met een 18 minuut en 20 seconden, waarbij ik meteen op een flinke 1-0 achterstand kom te staan. Oeps! Ik had het kunnen weten. Dit wordt werken de komende weken! Intervallen trainen en duurvermogen kweken. Ik laat me natuurlijk niet zomaar van tafel vegen!
Helaas. De eerstvolgende poging ‘grijp’ ik mis. Ik kom in de buurt met 18.30, maar dat is nog steeds 10 seconden te kort om het een goede tegenaanval te kunnen noemen. Misschien moet ik mijn krachten even een paar weken sparen. Toeslaan op het moment dat ze het het minst verwacht.
En dan, alsof het lot het zo heeft gewild, knal ik een paar weken later ineens die 10 seconden eraf. BAM! En zo staat het ineens remise in de splashbattle!
Tja, en dan wordt het natuurlijk spannend. Want 18.20 is best hard. En daar weer wat vanaf snoepen, betekent ieder baantje toch weer een stukkie sneller zwemmen. Met als risico dat je misschien wel te hard start, om dan na 20 baantjes genadeloos ten onder te gaan. Ik moet een betere tactiek verzinnen. Een beter moment. Een stok achter de deur om net wat harder te durven gaan. Net wat dieper. Net wat sneller.
Gelukkig was daar op de club toen de kilometertest. De zwemtest die een paar keer per jaar terugkomt, maar waar ik als newbie nog niet eerder aan deelgenomen had. Falend op de agenda te kijken had ik ook geen idee dat die test weer zou zijn, maar soms komen dingen gewoon op het juiste moment. En dit was het moment. Het moment om te bewijzen dat ik echt de tijden zwem die ik pretendeer te zwemmen (via twitter weet je het immers maar nooit). En liever nog wat sneller dan dat. Game on dus!
Vijf, vier, drie, twee, één…go! Met viertallen in een baan schieten we er vandoor. Nummer 1 startend op de :00, de anderen er steeds 10 seconden later achterna. Op aanwijzen van wat meer ervaren ploeggenootjes ben ik als tweede gaan liggen. De kopman heeft als doel 17 minuten te zwemmen. Ok. Dat is dus serieus hard. Daar hoef ik sowieso niet voor te kruipen. Mijn doel? Hem volgen en kijken hoe lang ik op dat tempo kan bijblijven. Wanneer ik na twee baantjes echter al aan zijn voeten hang, begin ik te twijfelen. Zwemt hij nou zo rustig of ben ik wat te enthousiast van start gegaan? Wat is sowieso het protocol? Mag ik er eigenlijk wel langs? Shit, dat had ik van tevoren even moeten vragen! Nou ja, misschien kan ik er ook maar beter nog even achter blijven hangen. Als hij 17 minuten wil zwemmen, zal hij straks vast nog wel wat versnellen. Misschien is dat zijn tactiek. De eerste helft rustig en de laatste 500 meter versnellen. Wel slim. Misschien moet ik dat ook doen.
Wanneer ik zoveel baantjes later (de tel ben ik inmiddels kwijt) echter nog steeds in zijn voeten hang, begint het wel vervelend te worden. Net op het moment dat ik twijfel om er misschien toch maar langs te duiken, laat hij mij bij het keerpunt voor. Een vriendelijk gebaar waar ik dan ook maar meteen dankbaar gebruik van maak. Ik sprint er vandoor en hoop nog wat goed te kunnen maken, want ik ben bang dat een goede tijd er niet meer in gaat zitten. Zou toch wel zuur zijn als ik straks bij mijn eerste officiële test ontzettend door de mand blijk te vallen. Ik zet dus nog even aan, maar nog niet te hard, want ik heb geen idee hoe ver ik nog moet. Dan ineens krijg ik bij de laatste 100 meter de verlossende ‘tik’ op mijn hoofd. Nog 4 baantjes! Gaan met die banaan. Twee baantjes hard, twee baantjes harder. Vijf, vier, drie, twee, één…Stop. De. Tijd!
Hijgend hang ik aan de kant. Dan hoor ik van boven mijn hoofd roepen: ‘17.36!’
Wat?! 17.36?! Echt?! Even denk ik dat het een 1 april grap is. Maar als ik een ‘boks’ van één van mijn baangenootjes krijg, weet ik dat het geen grapje is. Yes! Gewoon onder de 18 minuten! Die had ik even niet aan zien komen! Nu maar hopen dat ze op twitter niet ook denken dat dit een grapje is. Gelukkig is het een officiële test. De uitslagen volgen dus zwart op wit per mail. Ook wel fijn voor mezelf, want helemaal geloven doe ik het nog niet. Zelfs niet nadat ik ’s avonds deze kleine overwinning heb gevierd met een kabouterbier. Eerst zien, dan geloven.
Inmiddels is de uitslag binnen. 17.36. Het staat er echt. Toch hang ik de vlag nog niet uit. Het mag dan inmiddels 2-1 staan in de battle; concurrentie slaat altijd toe op het moment dat je het het minst verwacht. Ik blijf dus scherp. Want een snelle Heleen zit in een klein hoekje.
De uitslag
01-04-2015 | 100 | 200 | 300 | 400 | 500 | 600 | 700 | 800 | 900 | 1000 | totaal | gem. |
Sanne Heymann | 1:30 | 1:47 | 1:47 | 1:51 | 1:49 | 1:50 | 1:44 | 1:47 | 1:48 | 1:43 | 17:36 | 1:46 |
Opmerkingen: Te snel gestart, verval=8 sec, iets te wisselend, sterke finish ( Mijn conclusie: Ondanks een snelle tijd valt er nog wel wat te leren!)
17.36!! Een splasbattle. IK: (Heleen) hardloopster, zwemt al jaren, daagt graag mensen uit en wil het liefst altijd winnen…vs… ZIJ: (Sanne) een geblesseerde hardloopster die daardoor sinds een klein jaartje het zwemmen heeft ontdekt en nog nooit 2km lang achter elkaar borstcrawl heeft gezwommen. Dan denk je toch… eitje!? Mis dus.
Na eerst 19min, 18.20 en nu 17.36 voel ik mij verslagen… Maar wie kan op tegen deze tsunami ofwel dit giga zwemtalent?
Trots ben ik op deze waterrad die zo snel progressie maakt. Nieuwsgierig ben ik hoeveel sneller ze nog kan en blij ben ik dat juist zij mij verslagen heeft. Het had geen mooiere splasbattle kunnen zijn. Go for it Sanne…!!
Dat is een supertijd. Ga zo door.