Zingend, springend door het leven. Voor wie denkt dat ik altijd dat vrolijke blijhoofd ben: think again! (Of vraag het mijn vriendje). Zo’n blije stuiterbal als ik soms kan zijn, zo’n gefrustreerde stressbal ben ik ook op zijn tijd (vaker dan ik eigenlijk zou willen – of toegeven). What comes up, must go down. ‘Hoge pieken, diepe dalen’, zoals mijn moeder het wel eens verwoord. Van helemaal hyperdepieper tot het punt dat de boel ontploft. Iets met alles willen, maar niet alles kunnen. En het feit dat hooi scheppen met een gebaksvorkje niet altijd de beste manier is.
Nee, niks menselijks is mij vreemd. Life ain’t perfect. And so ain’t I. Gelukkig leer je jezelf naarmate je ouder wordt wat beter kennen (OMG ik ben al DERTIG! – waar was de tijd dat ik nog jong en veelbelovend was? Ik wil nog zooooo veeeeel!) En één van de dingen die ik de afgelopen jaren wel heb geleerd is er dat er niks beter tegen een ‘kortsluitingsmomentje’ helpt dan een stukje lopen. Gewoon, een stukje lopen. Het liefst onverhard, in het bos. Geen doel qua tijd, afstand of snelheid. Gewoon. Lopen. Hoewel dat ‘gewoon’ op zo’n moment ook heus wel gepaard gaat met een flink portie schop onder mijn kont. Niks is immers verleidelijker dan in stressmomenten maar door te blijven gaan of compleet te blokkeren en met een dekentje op de bank te kruipen. Omdat ik echter weet dat ik van oplossing één nóg meer stress krijg en van oplossing twee alleen maar strontsacherijnig wordt, zit er niks anders op dan gewoon maar even letterlijk van mijn ‘problemen’ (die uiteraard altijd groter lijken dan ze zijn) weg te lopen. Hoe weinig zin ik ook heb, ik wéét dat ik me daarna beter zal voelen.
Zo ook vandaag. Het zat er al even aan te komen, maar vanmiddag was het zover: ik was er even he-le-maal klaar mee. Teveel projecten, problemen die zich opstapelden. Ik voelde mijn stuiterballetje keihard richting de grond knallen en wist dat een therapeutisch kopje thee me daar niet bij zou helpen. En natuurlijk regende het (dat kon er ook nog wel bij!), maar ik wist dat dit de enige manier was om de bal weer een beetje terug te laten stuiteren. Niet denken, lopen.
Nu doe je dat die eerste kilometers natuurlijk wel: denken. Je denkt aan de projecten, wat er allemaal nog geregeld moet worden. Met een nukkige frons en stoom uit je oren loop je de eerste kilometers naar het bos. Maar als je dan in het bos belandt, en je duikt de eerste onverharde paadjes op, dan lijken met het dwarrelen van de eerste herfstblaadjes ook je gedachten langzaam uit je hoofd te dwarrelen. Niet meteen, maar dat hoeft ook niet. Eerst een klimmetje om je uitgeput genoeg te maken dat je je liever focust op je ademhaling in plaats van je gedachten. En als je dan bovenaan die heuvel staat. Bovenaan die vlakte met heide. En je uitkijkt over de Utrechtse Heuvelrug. Dan lijkt er ineens weer een soort van normaal functioneren in je hersenen te ontstaan en kun je zowaar de boel weer een beetje in perspectief zien.
Zen. Ik geloof dat ik dat woord nooit helemaal met mezelf zal kunnen vereenzelvigen. Maar als ik zo onverhard alleen (althans, zo leek het vanmiddag) door het bos loop kom ik wel redelijk dicht in de buurt bij mijn innerlijke boeddha. Die zich natuurlijk dik vet lachend op zijn kussentje zit te verkneukelen om mijn stomme onbenullige probleempjes. Wat ik op dat moment natuurlijk ook wel zie (‘Waar maaaaak ik me druk om?’), maar daar heb ik soms dus blijkbaar 12 kilometers in het bos voor nodig. Dus.
En nee, natuurlijk zijn met zo’n loopje niet meteen alle frustratieknoopjes uit mijn hoofd verdwenen (I wish!), maar ze zitten dan in ieder geval wel even iets minder strak. En als uit de knoop nog niet helemaal wil lukken, dan knopen we gewoon ook de volgende keer weer onze veters voor een stuiterrondje richting boeddha in het bos.