Het moest een keer gebeuren. En ach, als het dan toch gebeuren zou, waarom dan niet vandaag: zo’n dag waarop je bovenbenen al lichtelijk verkrampt zijn van de spierpijn omdat ze de dag ervoor het stof van het sportschoolabonnement eraf hebben getrapt tijdens een fijne ‘push those legs’ sessie. Zo’n dag waarop je het een beetje rustig aan wilt doen. Je hebt er het weekend ervoor immers net 30km op zitten en een rustweek is dan altijd wel welkom. Lekker lopen zonder plan dus. Met de fiets richting het bos (scheelt toch weer 2 saaie kilometers) en daar gewoon relaxed een minuutje of 40 buitenspelen. Geen doel, geen snelheid.Gewoon, heel simpel, beetje links, beetje rechts, heuveltje op, heuveltje af. Net zolang totdat je weer netjes uitkomt bij je fiets. Of niet.
Een rondje bewust ‘verdwalen’. Zo beschreef ik het vorig jaar toen ik het voor het eerst aandurfde om de begaande fietspaden in het bos te verlaten en te verruilen voor de onverharde paadjes die mij op plekken zouden brengen die ik tot dusver niet kende. Een nieuwe wereld ging letterlijk voor mij open. Want wat is er buiten die comfortzone veel leuks te zien en te beleven! De mooiste plekjes van het bos liggen (uiteraard) niet langs de drukbezochte fietspaden, maar op de stukjes onverhard, dichtbegroeid, uitgestrekt, wijdverspreid, zandbesprenkeld, reetjesspottend (als in ‘ree of hert’, niet als in ‘het achterwerk van die zestigplusser die op zijn elektrische fiets door het bos heen scheurt’).
Angst om te verdwalen maakte plaats voor nieuwsgierigheid om te ontdekken. En sinds ik die eerste stap dat linker zandpad in nam, ga ik eens in de zoveel tijd lekker op ontdekkingstocht in het bos. Een rondje bewust verdwalen.
Nou was het doel die dag wel om weer fijn wat nieuwe paden te ontdekken. Maar ‘bewust verdwalen’? Daar zat ik die dag eerlijk gezegd niet zo op te wachten. De benen wilden herstellend buitenspelen. Andere ondergrond ontdekken zonder daarbij teveel uitgedaagd te worden. Een beetje inspanning, een beetje ontspanning. Zoiets.
Ja, en dan kun je er dus de donder op zeggen dat het gaat gebeuren. Dat je al spelend tóch dat ene ‘verkeerde’ paadje naar rechts pakt. Omdat je toch zeker weet dat je dan vanzelf weer bij je fiets terugkomt. Ik bedoel, zó slecht is mijn richtingsgevoel toch ook weer niet? Of toch wel? Mmm…dit stukje ken ik toch echt niet. Misschien toch maar weer even een stukje terug. Daar links was ook een zijpad. Volgens mij moet ik dat hebben. Ja, als ik die richting volg loop ik parallel aan het fietspad en kom ik vanzelf weer terug bij de parkeerplaats. Pfff…deze weg trekt wel lang zeg! We buigen af? WTF?! Nóg een heuvel omhoog? Dat spontane bezoekje aan de sportschool was misschien toch niet zo’n goed idee. Hoe lang ben ik al onderweg. Ruim 55 minuten? Shit! Ik moet echt zo weer bij mijn fiets uitkomen. Dit was niet de bedoeling. Wel mooi hier trouwens. Moet hier nog maar eens terugkomen als ik een langer rondje op de planning heb staan. En als ik weet waar het is. Maar goed, fiets, fiets. Waar is mijn fiets?
En dan, jawel, kom je – natuurlijk – weer uit op het fietspad. Precies op dat ene lange saaie stuk dat je juist vandaag wilde vermijden. Precies op het eind van het pad ook natuurlijk. Op het punt dat je weet dat je gewoon nog bijna 2 kilometer terug moet om bij je fiets te komen. Zul je altijd zien.
Maar goed, we zijn weer ‘ontdwaald’. En al fietspadstampend richting de parkeerplaats bedenk ik me dat het maar goed is dat dit de Utrechtse Heuvelrug is. Dát hier fietspaden zijn. Bekende plekken waar je uiteindelijk altijd weer uitkomt waardoor je natuurlijk nooit écht verdwaald kunt raken. Zoals in een groot Canadees bos. Met enge boze grizzlyberen.
Als ik na meer dan een uur aankom bij mijn fiets ben ik opgelucht (‘Ik heb het gered!’), maar voel ik me ook een beetje een mietje en moet ik stiekem om mezelf lachen. Verdwaald. ‘Ocherm, het arme meiske is verdwaald tussen tien bomen en een struik’. Je maakt nog eens wat mee op zo’n dag in het Prattenburgse bos!