Bijna twee jaar woon ik nu in deze straat. Twee hele jaren waarvan ik bijna de helft in marathonvoorbereiding heb doorgebracht. Dat komt neer op zo’n 200 rondjes, links of rechts de voordeur uit. Soms richting het bos, soms de binnenvelden in. Maar altijd startend en eindigend in mijn eigen straat, bij mijn eigen huis.
Je zou je dus kunnen voorstellen dat ik met al die rondjes en kilometers die ik maak, mijn buurt inmiddels erg goed ken. Tot mijn grote schaamte moet ik echter bekennen, dat ik dan wel vaak langs de huizen in mijn straat loop, maar dat ik eigenlijk niet zo goed weet wie er allemaal achter die huizen wonen. Ja, dat het geen hardlopers zijn, dat weet ik wel. Maar verder dan onze buren, ‘het gezin Jehova’, ‘het jonge stel met de tekkels’ en ‘die ene van de snackbar’ kom ik eigenlijk niet.
En ik moet eerlijk zeggen; ik dacht dat dit andersom ook zo was. Totdat ik vorige week nietsvermoedend bij de supermarkt was.
Het was woensdagmiddag. Mijn vrije dag. Ik had ’s ochtends heerlijk een rondje links of rechts vanuit de voordeur gemaakt (ik gok rechts, want ik ging richting bos). Het was mooi weer. De zon scheen. Dus na ruim een uur tikte ik goed bezweet mijn voordeur weer aan. Ik nam een douche, kleedde mij aan en zag toen dat het inmiddels al bijna lunchtijd was. Tijd om naar de supermarkt te gaan!
Nu is de supermarkt niet ver vanaf mijn voordeur. Op de fiets een minuutje of vijf, hooguit. Dat is dan ook meteen het fijne aan wonen in deze straat. Alles is dicht bij de hand: de winkels, het station, het centrum, de markt. En natuurlijk het bos! Laat ik dat als hardloper vooral niet vergeten!
Afijn, ik spoedde mij dus richting de supermarkt. Niet alleen de klok gaf namelijk inmiddels aan dat het tijd was om te lunchen. Ook mijn maag vertelde mij dat er wel voor wat herstelvoer gezorgd mocht worden. Met een mandje in mijn hand en mijn blik op ‘honger’ liep ik op de automatische piloot mijn standaardschappen af. Roggebrood, geitenkaas, kwark, eieren, nootjes, tomaat, avocado… Oja, fruit! Ik sta al bijna bij de kassa, maar draai me toch nog even om en loop met mijn bijna volle mand richting de fruitafdeling. En daar, tussen de bananen en dozen vol appels, daar gebeurde het. Nog terwijl ik sta te dubben over of ik nou voor die lekker kanzi’s ga of toch voor de elstars in de aanbieding, komt er een oude (ik schat halverwege de zeventig) vrouw naar mij toelopen, kijkt mij aan, steekt haar hand uit en zegt: “Goedendag, mag ik u de hand schudden?”
Eerst kijk ik de vrouw aan (Ken ik haar? Nee, ik ken haar niet). Dan kijk ik om mij heen (Heeft ze het echt tegen mij?). Daar zie ik, op wat toffe peren na, echter verder niemand staan. Kortom; of deze vrouw heeft het écht tegen mij, óf ze is gewoon een beetje in de war. Nog voordat ik überhaupt de kans krijg om hierover na te denken, heeft de vrouw mijn hand al vast en kijkt mij met een vastberaden blik aan. “Ja, ik ken jou wel” (Ehhh, pardon?) “Jij bent toch dé hardloper?” (Ehhhh…) “Jaja! Van de Jacobstraat! Op het hoekje! Ik wist het wel! Mijn man en ik zien jou altijd lopen!”
Nog voordat ik de kans krijg om te antwoorden ratelt de oude mevrouw door. “Ja, want mijn man, die is ook altijd heel sportief geweest, halve marathons enzo. En jouw vriend, die loopt toch ook? Die lange, met die bril. Ja, wij zien jullie altijd lopen. Leuk hoor! Ik ben mevrouw Brouwer trouwens. Fijn wonen in deze buurt ook hè? Zo heerlijk dichtbij het bos. Wij wonen hier al dertig jaar. Ik zou niet anders meer willen. Zo leuk dat het jullie bevalt. En lekker sportief dus. Mijn zoon loopt ook graag. Hij traint voor de triatlon. Altijd sportief geweest, die mannen van mij. Maar ik ga het tegen mijn man zeggen hoor, dat ik je heb ontmoet.Zo leuk! Nou kind, ik zal je niet langer van je boodschappen afhouden. Zo leuk je gesproken te hebben. Lekker blijven lopen hoor. Zal volgende keer wel naar je zwaaien. Daaag!”
Tja, daar sta je dan, met je kilo bananen. Als ‘dé hardloper’ van de straat.
Betekent dit nu ook dat ik er toch echt aan moet geloven om ook heel hip te gaan hardlopen? Of dat ik na ieder rondje een ere-rondje moet maken (met gezwaai natuurlijk)?
Ach, misschien is die titel helemaal zo gek nog niet. Dé hardloper.
Beter dan dé dorpsgek. Dat sowieso.

Haha, leuk hoor! Ik ben er ook wel eens op aangesproken door een onbekende buur: “Ga je nou alwéér hardlopen? Sportief typje hoor!”
Nog even vergeten, nu spreken ze mij aan omdat ze mij al een tijdje niet gezien hebben, kan kloppen, door nieuwe pace-maker ben ik dus een paar weken uit de roulatie, en de meeste weten het al, kun je nagaan wat ze over je lullen 🙂 🙂 gr fr
Ja, pas maar op! Straks bellen ze nog aan om te vragen waar je blijft 😉
🙂 🙂 gr fr
Heel erg leuk toch dat ze je aanspreekt, Ik heb het hier ook, ik woon een beetje afgelegen in Duitsland en waar ik woon lopen niet zoveel mensen, dus iedereen toetert naar me en zwaait naar me, daar loop die gekke Hollander weer, met deze hitte, met dit rot weer, ze vinden het maar gek haha, o ja en wat ze vragen is werk jij niet, want ik zie je altijd lopen, nou ik werk dan lig jij al op je bedje 🙂 gr Fränk
Ha Fränk,
Zeker leuk dat ze mij aansprak! Hartstikke leuk mens ook, dus zal zeker zwaaien als ik haar zie 🙂
En tja, die gekke Hollanders…iemand moet het doen. En wie hard loopt kan ook hard werken. Voor mij vallen die twee iig goed samen. Loopze dus nog en houd de eer van de gekken maar hoog! 😉