Maart roert zijn staart en april doet wat ie wil.
Hoewel bovenstaande spreuken eigenlijk naar het weer verwijzen, hadden ze ditmaal ook symbool kunnen staan voor mijn wisselvallige hardloopvorderingen.
Het begon allemaal zo goed. Vers na een succesvolle halve marathon in Bennekom (3 minuten van pr af), was ik vol energie en enthousiasme om met volle bak verder te gaan. Duurloopjes werden verlengd en nieuwe doelen werden gesteld. Ik startte met lopen bij een loopgroep en ik leek de wereld aan te kunnen. Alles liep lekker, alles liep goed, totdat er een klein stokje (staartje) werd gestoken voor de lente in mijn bol.
Half maart zat ik vrij plotseling ineens zonder werk. Geen werk, geen inkomen, dus dag loopgroep, hallo vrije tijd. Vrije tijd die goed werd benut (niets zo goed tegen frustraties als hardlopen). Misschien wel iets te goed. Duurloopjes werden wat langer, maar het tempo werd niet aangepast. Alles ging lekker, alles ging goed. Maar die roerende staart lag op de loer om mij een kleine zwieperd te geven.
Eind maart sloeg de staart toe. Mijn vader kreeg last van zijn knie en ik kreeg een beginnend doch verontrustend pijntje aan mijn scheen. Weg lente, weg zon. De winter blijft toch nog wat langer hangen dan gedacht.
Zo positief als maart startte, zo jammerlijk begon de maand april. Met sneeuw buiten en ijsblokjes op mijn scheen was deze lente letterlijk een koude bedoening. De geplande Drielandenloop in Losser werd gelaten voor wat het was. De enige drie ‘landen’ die ik voorlopig zou bezoeken waren: rust, reinheid en keiharde discipline.
Gelukkig kan april misschien wel veel willen, maar dat betekent niet dat ik mij er zomaar bij neerleg. Tijd om meneer de sportfysio zijn (zonnige) licht over deze zaak te laten schijnen. Ook hier leek de lente echter nog niet helemaal door te breken. Ok, op één zonnestraal na dan, die via een schuine invalshoek een scheef bekken aan het licht bracht. Witte beentjes onder een gekantelde romp. Zou het voorjaar ooit nog komen?
Als er naast alle wijsheden echter eentje meer dan waar is, dan is het dat achter de wolken nog altijd steeds de zon schijnt. Misschien in eerste instantie niet zo sterk, maar wel genoeg om de naderende warmte al te kunnen voelen. De eerste grote dikke grijze jongens zijn dankzij rust en marteling (kuitmassages bij fysiotherapeuten mogen bij deze vanaf heden geen ‘massages’ meer worden genoemd!) inmiddels al uit het zicht verdwenen. Aan de laatste sliertjes wordt inmiddels hard gewerkt.
En zo eindigt een roerig begin van de lente. Kwakkelend, koud en nat, maar wel met zonnige berichten in het vooruitzicht. De staarten en willetjes zijn uit het zicht. Het zijn nu nog slechts eieren waar ik me zorgen over hoef te maken. Immers, in mei leggen alle vogels een ei.
Ach, zolang het geen windeieren zijn, dan komt het met de komende maand vast wel goed!
Gelopen maart: 190 km
Gelopen april: 91 km
Regen in mei, dan is april voorbij.