Er was er eens een meisje. Dat meisje hield heel erg van lopen. Van hardlopen door het bos, hardlopen over de weg, korte stukjes héél hard hardlopen, of wat langere stukken zachtlopen. Zolang ze haar ene voet maar voor de andere kon zetten, was ze blij.
Naast hardlopen was ze ook dol op zwemmen. Zwemmen in het zwembad, zwemmen in het meer, zwemmen in de zee. Zwemmen in het ballonnen-badpak, zwemmen in het panter-badpak, zwemmen in het palmbomen-badpak, zwemmen in het hysterische-alle-kleuren-van-de-regenboog-badpak. Zolang ze met haar hoofd onder water kon, was ze blij.
Eigenlijk had het meisje heel veel ingrediënten om een blije triatleet te worden. Ware het niet dat ze een hekel had aan fietsen. Fietsen op de weg, fietsen met wind tegen, fietsen tegen een berg op. Eerlijk? Ze vond er eigenlijk helemaal niks aan. Dat gekronkel van het lijf in die rare houding voorover gebogen op de fiets. Dat had niets met plezier te maken.
En omdat het meisje nou eenmaal het liefste alleen dingen deed waar ze plezier aan beleefde, stelde ze dat fietsen steeds vaker en langer uit. Net zolang totdat ze zich 2 weken geleden ineens besefte dat ze over 6 weken toch echt aan de start zou staan van een Olympische Afstand triatlon en dat ze met die 40 racekilometers in het verschiet maar liefst nul komma nul trainingskilometers op de teller had staan. Gevalletje goede prioriteiten stellen op het verkeerde moment.
Dus besloot ze het missende tri-chromosoom eens op te trommelen, de banden op te pompen en met frisse tegenzin de fiets op te stappen, om er 40 kilometer later met een pijnlijke punani en een nekhernia weer af te stappen. Zich afvragend hoe anderen dat toch doen en waarom ze van triatleet niet gewoon een zwemmende duatleet zou kunnen worden. Een zwuatleet.
Gelukkig was daar Het Rondje Eilanden. Een zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop-zwem-loop. Een evenement om als zwuatleet je vingers bij af te likken. En je borst(en) letterlijk bij nat te maken. Niks geen platte punani’s of melkzuur melkflessen. Gewoon vissen spotten, golven trotseren en tussendoor lopen alsof je leven ervan af hangt. Het meisje heeft het fietsen geen seconde gemist.
Maar goed. Inmiddels tikt de klok onverbiddelijk door en zijn er nog maar 3,5 weken te gaan voordat het meisje de zwautleet in zichzelf toch zal moeten omvormen tot (tijdelijke) triatleet. En ergens wil ze wel. Denkt ze wel ‘Als ik er wat meer tijd in steek zal het vast leuker worden’. Maar of dat de komende 27 dagen nog gaat gebeuren?
Vandaag had het meisje kunnen gaan fietsen.
Ze koos voor een rondje zwemmen in het Henschotermeer.